Harry Shannon (interview door Kemo Basic)

Harry Shannon, Ierland, training en voedering van mijn tipplers

Harry Shannon bezocht, samen met zijn vrouw, in Toronto Tom Rankins familie. Ik, Kemo Basic, trof hem een aantal keren en kon met deze sportman kletsen. Ik was onder de indruk van zijn kennis over alle aspecten van de tipplersport. Shannon is een intelligente en aardige man. Hij heeft beide wereldrecords op zijn naam staan n.m.l. het wereldrecord jonge dieren met 19:40 uur (is nu 20:01 uur van Piet van der Werf!) en het wereldrecord oude dieren met 22:05 uur.

HarryShannon_WRC_kit_22_05

Ik gebruikte deze gelegenheid om hem diverse vragen te stellen over zijn manier van trainen en zijn voedingsschema’s. Allervriendelijkst onderging hij mijn vragen en gaf uitvoerig antwoord. Ik geef hier het resultaat aan u allen weer in de hoop dat zowel de beginneling als de gevorderde daarvan profi­te­ren en daardoor geïnspireerd zullen worden deel te nemen aan de wedvluchten in de verschillende clubs waartoe ze behoren. Veel geluk met uw “Smail basic”, Rexda­le/Ontario, Canada.

Leest u hieronder wat de wereldrecordhouder te zeggen heeft over dit thema.

Allereerst dient men voor de allerbeste kwaliteit trainingsvoer te kiezen. Aangezien gerst daarin het hoofdbestanddeel is, moet deze “moutkwaliteit” bezitten. Dat houdt in dat het nog 100 % kiemkracht bezit. Ik gebruik slechts Belgische gerst van de firma Versele Laga of Schuma­cher. Beide merken kan ik thuis zonder moeite bij de plaatselijke voederhande­laren krij­gen. Enkele fokkers gebruiken een zuiveringsmengsel in plaats van puur gerst. Ook dit dieetvoer dient uiteraard van de allerbeste kwali­teit te zijn. Natuur­lijk moet het avondvoer worden afge­past. De omvang kan men op basis van onderzoek vinden. Het vaststellen van de hoe­veelheid voer is ook afhan­kelijk van de vluchtcon­dities van de duiven, de luchttempera­tuur, het jaar­getijde etc. Men moet zich hierbij steeds voor ogen houden dat een duif de natuurlijke neiging heeft om meer voer tot zich te nemen dan dat ze in 24 uur kan verteren.

Als mijn jonge tipplers (een team bestaat uit 4 tot 5 dieren) kunnen vliegen, geef ik ze slechts de helft van de hoeveelheid voer en wel een mengsel voor het conditioneren. Ook wen ik ze reeds aan individuele teamboxen, waarin ze achteraf eventueel kunnen worden vastgehouden. Jonge duiven voelen zich gelukki­ger, heb ik de indruk, als ze onderling visueel contact kunnen hebben. Daarnaast is een prettige omgang met de fokker sneller opgebouwd. Zo gauw ze met hun omgeving vertrouwd zijn en goed in een team vliegen en de jonge dieren goed op de dropper reageren door na iedere vlucht keurig te landen bij het laten zien van de drop­per, dan veran­der ik het voer en maak ze vertrouwd met gerst of een dieet voeder. In deze fase is een zorgvuldige omgang met hen extra belangrijk. Even zo be­lang­rijk is het dan dat ze slechts zoveel voer krijgen dat ze in een mooie stijl vliegen en onmiddellijk notitie zullen nemen van de losgelaten lok­duiven, echter nooit teveel voer, waar­door hun lichaam te zwaar wordt en de vlucht zou kunnen beïnvloeden.

Als u het plan heeft om voor de jonge duiven wed­strijdvluchten dieren paraat te hebben, die dan 14 tot 20 weken oud zijn, dan heeft u de tijd voor een eventuele trai­ning in het donker. Mijn methode hierbij is zeer eenvoudig. Als nu bij een trai­nings­vlucht de jonge dieren te fors vliegen dan forceer ik niets en zorg ik ervoor dat de tipplers niet het pikkedonker in gaan. Ik laat dan mijn droppers op tijd los om ze weer in het hok te krij­gen, meestal landen ze dan afzonderlijk. Vliegen ze echter iets minder fors, dan stel ik het loslaten van de dropper in de opkomende duisternis uit. Men heeft geduld en overzicht op te brengen en na het landen laat ik ze samen met de lokduiven nog buiten op het hok scharrelen, totdat het volledig donker is geworden. De straal-verlichting van de hokken is daarbij aan. Men dient er ver­dacht op te zijn, alles van ze vandaan te houden wat ze onrustig zou kunnen maken. Als hun vluch­tplatje zodanig is geconstru­eerd, dat men de droppers in een spoetnik of volière kan houden, maar wel zo dat ze goed door de vliegende tipplers gezien kunnen worden, dan zult u verrast zijn, hoe laat zelfs onge­trainde duiven gaan landen. Mits dus hongerig en moe.

Bij het begin van de training laat ik mijn jonge dieren iedere dag los, tot zij het vliegen in een team goed beheersen. Dat kan van 2 tot zelfs 5 vluchten zijn. Iedere duif die hier fouten maakt kan vertrekken. Gaat alles nu goed en wordt er strak naar de dropper geluisterd dan geef ik ze nog slechts twee­maal per week een vrije vlucht van 2 tot 7 uur, afhanke­lijk van de wind en weer. Dan krijgen ze slechts uit­sluitend het hierboven genoemde gerst! En wel ongeveer de helft van wat een duif normaler­wijze tot zich zou nemen. Daarbuiten geef ik ze een beetje oliehoudende zadenmengsel om ze daaraan te laten wennen. Ten aanzien van de hoeveelheid oliehoudende zaden moet men erg voorzich­tig zijn en voortdu­rend reke­ning houden met de trainings-vlieg­resultaten in hoeverre dit te recht­vaardigen is.

Drie weken voor de wedvlucht verander ik mijn trainingspro­gramma. Ik laat ze nu iedere twee dagen laat vliegen. Duiven die dit niet volhouden, fouten maken, worden direct verwij­derd. Tenzij men nu nog maar 3 dieren heeft om mee te vliegen, dan heb je geen dus geen keuze meer. In ben niet van mening dat het persé noodzakelijk is in de training de tipplers lang op de vluch­t te houden om daarna succes te hebben. Het te lang in trai­ning laten vliegen kan naar mijn mening zelfs een averechtse werking hebben, dus geen succes. Vooral bij jonge duiven dus niets forceren. Zouden wij het menselijk vinden om een twaalf jarige klaar te stomen om een volledige marathon te lopen gelijk een volwassene? Ik denk van niet. Pro­beer jonge tipp­lers niet op te stuwen door op bijzondere wijze te voeren wat resulteert in te lange en te veel trainingsvluchten. Goede vliegers houden van het vliegen, zelfs als ze op gerst of dieetvoer staan, zorg ervoor dat dit plezier aanwezig blijft, brand ze niet op. Ook als ze op een avond de geest hebben en minder goed op de dropper reageren, zelfs als ze weinig voer hebben gehad, laat ze dan maar lekker wat langer vliegen. Wacht geduldig op ze en raak vooral niet geïrriteerd. Gedurende de voor­trai­nig geef ik ze éénmaal in de week Epson zout in het drink­wa­ter, bij jonge tipplers 1 theelepel op een pint water, bij oude dieren 2 theelepels (1 pint = ca ½ liter). Ik plaats dit niet zozeer onder het hoofd “reiniging-effect” (vele collega’s fokkers zeggen dat dit helemaal niet nodig is) maar echter meer om ze weer op voerroutine te bren­gen wanneer ze door eventueel afstompende lange trainingsvluchten wat flauw zijn geworden. Vanzelfsprekend is altijd voldoende grit en mineralen op het hok aanwezig.

Wij moeten steeds bedenken wat wij willen, namelijk het duivenlichaam te conditioneren en met een energie voorraad te voor­zien, zo ongeveer als een kameel voor een lange woestijntocht of trekvogels voor de lange vlucht naar het zuiden, daar een goede marathon vlucht hiermede te  vergelijken is. Hoewel alle levende wezens, dus ook de mens, gelijke bouwstoffen nodig hebben om prestaties te leveren, ben ik toch niet helemaal zeker of wij hier parallellen zouden kunnen trekken met mense­lijke mara­thonlopers.

Jonge tipplers training en voederschema (Harry Shannon, Ier­land)

Donderdag:     ’s avonds: 50 % gerst, 25 % mengsel kleine zaden, water.

Vrijdag:          ’s middags: worm pil, ’s avonds: 50 % gerst, 25 % mengsel kleine zaden, water.

Zaterdag:       ’s avonds: 50 % gerst, 25 % mengsel kleine zaden, water.

Zondag:           2 tot 7 uur vliegen, ’s avonds 50 % gerst, 25 % meng­sel kleine zaden, water

Maandag:        ’s avonds: levertraan olie over het mengsel kleine zaden (50%), Epson zout in het water.

Dinsdag;          2 tot 7 uur vliegen, ’s avonds: 50 % gerst, 25 % mengsel kleine zaden, water.

Woensdag:      ’s middags: 50 % mengsel (samenstelling zie bene­den), 50 % mengsel kleine zaden, tonic in het water.

Donderdag:     ’s middags; 50 % mengsel, 50 % mengsel kleine zaden, tonic in het water.

Vrijdag:           ’s middags; 50 % mengsel, 50 % mengsel kleine zaden, tonic in het water.

Zaterdag:        ’s middags, 75 % mengsel, 25 % mengsel kleine zaden, gekookt en afgekoeld water.

Zondag (wedvlucht): 6 uren voor de start: de duiven willen dan slechts  ca 25 % tot 50 % voer, en wel alleen mengsel kleine zaden, water.

Trainingsvoer: gerst gemengd met 10 tot 15 % mengsel oliehoudende zaden (snoepzaad of kanariezaad)

Conditionerings voer (laatste week): mengsel van maple erwten (Australische erwten), maïs, dari, wikke, onkruidzaad en andere koolhydraat rijke kleine zaden.

Vooral de variatie vind ik erg belangrijk.

Wij danken Kemo Basic uit Canada voor dit artikel, dat ons een blik in het trainings- en voeder programma geeft van de Ierse Wereld record houder Harry Shannon, Lisburn.

Vertaald door Steven Knobbout met dank aan Heinz Kaupschäfer.