Huisvesting
Er bestaat geen ideaal-standaardhok voor vliegtipplers. Zoveel verschillende liefhebbers, zoveel verschillende hokken. Als het maar aan de drie hoofdpunten voldoet.
Namelijk:
- • Droog
- • Tochtvrij
- • Warm
Een goed duivenhok is ieder geval droog, kent geringe temperatuurverschillen, een goede ventilatie en isolatie en de duiven voelen zich er thuis. Verder moet het geschikt zijn voor de liefhebber zelf. Het moet bijvoorbeeld goed schoon te maken zijn. Bij voorkeur is de voorkant van het hok op het zuiden of zuid-oosten gericht. Een hok hoeft overigens niet altijd in de tuin te staan. Een hok op een garage of een zolder is ook heel goed mogelijk. Een (postduiven)hok van 5.00 x 2.00 meter, onderverdeeld in vier afdelingen van ieder 1,20 meter breed voldoet uitstekend. Het hok op de afbeelding staat zo’n 20 cm boven de grond om te voorkomen dat vocht in de vloer optrekt. De onderlinge afdelingen zijn in vergelijking met een postduivenhok smaller. Dit om de van nature schrikachtige tipplers beter onder controle te hebben. Het voorfront (het liefst op het zuid-oosten gericht om zoveel mogelijk zon (= warmte) in het hok te krijgen) bestaat uit maximaal 1/3 uit glas. Dit om te grote temperatuurschommelingen te voorkomen. Besteed ook aandacht aan een goede verluchting, zodat “vuile” lucht vervangen wordt door frisse lucht, zonder dat er TOCHT ontstaat. Als je zelf al tocht constateert op je hok is dit al iets om te verbeteren.
Voor het hok is voor 2/3 deel een volière aangebracht, zodat de tipplers zowel in het kweek/vlieg/winterseizoen kunnen genieten van zon en frisse lucht. Tevens dient deze volière als uitwengelegenheid voor de jonge tipplers. Denk ook aan overbevolking op het hok! Norm in de postduivensport is per koppel 1 kubieke meter ruimte. Aangezien tipplers een slag kleiner zijn mag je als leidraad 0,8 kubieke meter hanteren.
Het hok is zoals gezegd onderverdeeld in vier afdelingen. Eén voor de kwekers, jonge dieren, vliegdoffers en één voor opgeboxte (weduwduivinnenkast) lokkers (zie kopje lokkers) en vliegduivinnen.
In de winter kun je dan ook de geslachten scheiden voor de broodnodige rust na het vlieg- en kweekseizoen.
Je kunt werken met opgeboxte wedstrijdtipplers. Deze zitten ieder apart in hun eigen hokje tijdens het vliegseizoen welke loopt van begin april t/m eind juni voor de oude dieren, en eventueel opgeboxte jonge dieren van half juni t/m eind augustus. Wel worden de tipplers meer vertrouwd met de baas door deze manier van huisvesten.
Het kan ook anders. Zoals gezegd vele wegen leiden naar Rome. Je moet ook de mogelijkheden hebben om b.v. het voorfront naar het zuid-oosten te kunnen richten.Vaak ben je gebonden aan de omstandigheden. Dan heb je geen keus.
Ook liefhebbers met minimale mogelijkheden geraken vaak tot enorme vliegprestaties met hun tipplers!
Johan Makkinga