Niek Kreeftmeijer (vliegersprofiel)

Niek Kreeftmeijer (vliegersprofiel)

“De memoires van een vliegtipplerliefhebber.”

De vlieger:

Mijn  naam is Niek Kreeftmeijer, 66 jaar, getrouwd met Hanny, wij hebben samen 2 zoons , 1 dochter en 4 kleinkinderen. In mijn werkzame leven ben ik na een voltooide technische opleiding  werkzaam geweest als projectleider / technisch specialist bij de universiteit van Utrecht. Toen ik daar 5 jaar geleden mee ben gestopt ben ik mijn muzikale passie als jazzsaxofonist ten uitvoer gaan brengen wat ik nu dagelijks met veel gedrevenheid doe.

Kreeftmeijer_01
Niek Kreeftmeijer in 1982 bij zijn hokken

Hoe lang vlieg je al met tipplers?

Mijn interesse in de duivensport is op 8 jarige leeftijd in 1954 is begonnen in Utrecht met  twee postduiven , die we altijd op zondagmorgen samen met mijn vader in de omgeving op gingen laten en dan kijken en wachten wanneer ze thuis kwamen, niet wetende dat zo’n hobby, als een rode draad door je leven zou gaan lopen.

In 1957 bij toeval op een feest bij de buurtvereniging een Amsterdamse trippen liefhebber in de wijk  ontmoet. Deze duiven vlogen zo mooi en hoog in een gesloten formatie en wel een paar uur achtereen, mijn hart was gestolen. Een nieuwe liefde was geboren na verloop van tijd druk doende geweest te zijn met deze duiven kwam ik erachter dat er in deze Utrechtse volkswijk nog meer liefhebbers waren met deze trippen. Vooral veel jongelui van mijn leeftijd hielden hier zich mee bezig. Het was echt een jongenshobby, deze tak van de hoogvliegerij. Het koste weinig en de duiven werden onderling ook wel geruild. In Utrecht waren er ook clubs van. Zelf ben ik toen lid geweest van NUT en GENOEGEN. De voorzitter van deze duivenclub was ook mijn leraar op school. Een vooraanstaande  trippen liefhebber van toen, de heer Geurtsen, daar ving ik toen een duif van op. Ik herinner mij dat ik de duif terugbracht en beloond werd met twee jonge duiven uit zijn superstam. Ik heb toen van de duivenclub op 11 jarige leeftijd mijn eerste diploma gekregen voor het goed verzorgen en onderhouden van mijn trippen. Tot mijn militaire dienst tijd heb ik deze duiven gehad. Deze typen duiven werden genoemd lang- en kortbekken. Later kwam ik er achter dat het kruisingen waren van Macclesfields, Manchester en Leicester tipplers. Ze werden in de volksmond ook wel trippen genoemd. Om meer van deze dieren te weten te komen ging ik mee met liefhebbers op de bromfiets naar de  Noordermarkt in Amsterdam.

Eind zestiger jaren na mijn militaire diensttijd bij de Koninklijke Marechaussee de hobby weer nieuw leven ingeblazen. Heb mij toen aangemeld als lid van de NVC. Inmiddels getrouwd en een huis gekocht in Utrecht in een postduiven- en trippenhoudersrijke buurt, en contacten opgebouwd en uitgebreid. Van Amsterdamse trippen in de wijk, naar vliegtipplerliefhebbers in binnen- en buitenland.

Welke soort(en) hou/hield je?

Vliegtipplers gaan houden als troepvlieger op een zolderhok. Mooi warm en droog. Met nieuwe aangekochte en gekregen Vliegtipplers  van diverse typen, om een keus te gaan maken met welk type ik door zou gaan en het beste bij mij paste. Tevens een start gemaakt met donkervliegen, met als doel langere vliegtijden en hogere vluchten te gaan realiseren. De doelstelling was om wedstrijden te vliegen met Sheffield tipplers. Die hadden een vlieggedrag dat daar naar mijn mening het meest geschikt voor was en het best bij mijn paste.

Door kameraadschap en collegialiteit van medeliefhebbers weer betere  duiven kunnen krijgen, zodat er nog langer gevlogen ging worden, ook in het donker. Met als speerpunt het kweken via een ruime familieteelt. Met mijn ‘Sam Billingham’ duiven met een kostbare en duur aangekochte zeer goede zwart met grijs gestorkte hals import Sheffield doffer (deze had een ‘rode’ broer, kwam ik later achter) kwam er een rode duivin de 3109,77 uit. Datzelfde herhaalde zich met een Sheffield duivin (zwarte Meredith met 5 witte slagpennen) en gaf een rode doffer de 6100,79. Deze rode ‘Sam Billingham’ duiven bleken later van zeer goede kwaliteit zijn. Mogelijk en op goed geluk zonder kennis vooraf te hebben gehad is er denkelijk met een positieve genetische match het duivenpaar gekoppeld. Het werd al heel snel zichtbaar tijdens het uitwennen van de jonge duiven de 9833,81 en 9826,81. Vele duiven volgden. Ze deden alles wat ze moesten doen. Bijvoorbeeld slecht weer vliegen, erg vitaal en zeer lang willen vliegen en in donker goed zichtbaar. Deze duiven waren niet bang en erg handzaam alle goede eigenschappen hadden ze in zich verworven en werd dan ook mijn super kweekkoppel, de vliegrecords die werden gevlogen waren voor die tijd wel heel bijzonder. Met trainingen in donker vliegen ben ik zelf in 1971 gestart, dit was toen voor Nederland  nog niet zo bekend en dus nog volop in ontwikkeling. Ik wist een nieuw Continentaal en Nederlands  record te vliegen in 1979 van 18:12 uur.

Wat ik weet is dat de Merediths en de Billinghams waren bij mijn weten allemaal Sheffields en waren toendertijd meest toonaangevend. Van daar ze stonden hoog aangeschreven in de tipplersport.

Wat ik mij ook meen te herinneren is dat de heer C. Meredith bevriend was met de metselaar Ken Brown en het is aannemelijk dat er duiven onderling zijn uitgeruild. Ik heb dit trouwens van wijlen Paul Bowden, die een keer bij mij op hokbezoek is geweest in 1982. Zowel Meredith als Brown hadden trouwens duiven van Sam Billingham. Dus je zou kunnen zeggen dat mijn duiven zuivere Sheffields zijn. Maar ja, wat is raszuiver, zeg het maar. Het ging mij maar om een ding: HOE LANG VLIEGEN ZE?

kreeftmeijer
1982, Nederlands Record 19 uur 14 minuten

 

Voor de Ken Brown doffer had ik andere, kruising Manchesters en wat er op leek vlogen ook maar 4 á 5 uur. Maar om dat ik meer wilde ging ik op bezoek naar meer kwaliteit. Theo van Leyen heeft daar bij geholpen die was ouder dan ik en had meer  ervaring en had een groter netwerk.

Eind 60 begin 70-er jaren waren er eigenlijk maar enkele roodbonte duiven Bertus (John) van der Wel had er een meegebracht bij zijn reisjes hij was op zoek naar Ken Brown, maar die was overleden. Maar de hospita wist nog iemand waar hij nog een Ken Brown duif kon bemachtigen zodoende. Toen mocht hij boven in dat Ken Brown zolderhok kijken en hij vertelde mij dat zijn jas, schoenen en pet er nog aanwezig waren op die duivenzolder.

Latere  jaren heb ik nog een zuivere nazaat gehad uit die Bertus v.d. Wel duif en in mijn stam uitgeprobeerd paste gelukkig heel goed in het geheel, het was mijn opzet om van lijnenteelt uit te breiden naar een ruime familieteelt, (ik heb nooit geweten hoe verwant mijn dieren eigenlijk aan elkaar waren) ik denk dat toen andere liefhebbers ermee doorgingen dit in hun voordeel is geweest omdat de vliegtijden behoorlijk goed waren.

Omdat ik mijn Sam Billingham stam ook zo noemde was om dat jonge Sam Billingham duiven egaal rood zijn en na de eerste rui bont worden dat komt alleen bij Sam Billingham duiven voor, dus ik denk dat ze toen redelijk zuiver waren want ik selecteerde er ook op.

Terugdenkend heb ik de Ken Brown doffer tegen een Meredith duivin gezet. Uit deze combinatie kwam in 1977 een rode duivin en in 1979 een doffer. Deze twee heb ik (broer x zus) met elkaar gekoppeld.

kreeftmeijer_02
De oorsprong van al mijn duiven

En vanaf toen heb ik vanuit deze combinatie lijnteelt toegepast. In deze stam heb ik toen nog eens de duivin die afstamt van de Ken Brown duif van Bertus van der Wel ingebracht. Dus aan de basis van mijn stam staan eigenlijk echt maar 3 duiven.

Ken Brown doffer, zwart met grijsgestorkte hals. (had een rode broer)

Cyril Meredith duivin, zwart met 5 witte slagpennen.

John (Bertus) van der Wel duivin ingekruist, uit de ‘zuivere’ Ken Brown van hem.

Maar ik heb altijd wel heel streng geselecteerd. En stak enorm veel tijd in mijn uiteindelijk geselecteerde vliegteam.

Waar vlieg je mee doffers of duivinnen?

Het beste resultaat heb ik altijd gehad met vliegdoffers, maar met duivinnen heb ik ook meegevlogen. Ging ook heel goed maar vliegdoffers pasten beter bij mijn persoon. Veel heb ik van deze duiven geleerd, want ze staan bekend als zeer moeilijk. Maar dat moet ik toch weerleggen. Je moet ermee om kunnen gaan. Dan gaat het gewoon, maar je moet er ook de goede liefhebber voor zijn. Teleurstellingen moet je meestal bij je zelf zoeken, rust en orde is belangrijk en “Zonder strijd geen overwinning”.

Wat zijn je beste vlieger/vliegers?

Kreeftmeijer_03
Mijn ‘longday team 1982’

Wat is de beste kit waar je ooit getuige van bent geweest?

Mijn eigen ‘longday team 1982’, helaas een week na de longday 20:58 uur.

Hoe heb je het hok ingedeeld?

In 1972 verhuisd naar Nieuwegein met een hok naar eigen ontwerp met een pannen dak en tijdschakelingen van schemer naar nacht verlichting compleet met een kweekafdeling voor 6 koppels, 2 jonge duiven afdelingen compleet met trainingsboxen, 2 oude duiven afdelingen en een  afdeling met 14 droppers compleet met 2 afdelingen voor vliegduiven met een start en landingsplaats. De duiven konden ook per afdeling afzonderlijk naar een buitenvolière, zodat het aan al mijn wensen voldeed. Om het donker vliegen verder te ontwikkelen en met een professionele uitstraling op te starten werd er een complete halogeen verlichting op het dak geïnstalleerd  om de dieren in het donker te trainen en te vliegen.

Ik was altijd super actief met mijn hokmanagement, dagelijkse verzorging, super goed schoonhouden, kwaliteitsvoeding, gouden hand van voeren, feeling, gedrevenheid, continu de duiven beoordelen op kwaliteit, netwerken, duivenbeurs, evenementen bezoeken en relatiebeheer elke tipplerliefhebber die ambitieus was en passie had kon altijd op mij rekenen door kennis van zaken of dieren uit te wisselen om nog beter te presteren.

Periodieke medische preventie stond bij mij hoog in het vaandel daarnaast liet ik mij ook adviseren door de bekende Dr. W. Stam, dierenarts met specialisatie in de wedstrijd duivensport. Tevens werden de duiven beoordeeld op hun vitaliteit en kwaliteit.

Wat zijn je eigen beste resultaten qua oude en jonge dieren?

Jonge duivenvluchten beperkte ik alleen tot selectie van vliegcapaciteiten om verbetering en instandhouding van de vliegstam en niet specifiek om hoge vliegtijden te scoren.

Met  trainingen in donker vliegen ben ik zelf in 1971 gestart. Dit was toen voor Nederland nog niet zo bekend en dus nog volop in ontwikkeling. Ik wist een nieuw Continentaal en Nederlands record te vliegen in 1979 van 18:12 uur.

Door strenge selectie had ik altijd maar een vliegteam van 3 duiven. Dit kreeg al mijn aandacht en inzet, om hier zo goed mogelijk mee te scoren.

Wat is je grootste teleurstelling met tipplers?

Tijdens mijn LONGDAY in 1982 was mijn vliegteam in een zeer goede vorm wekelijks werd er met de duiven van donker in ver donker gevlogen. De verwachting was dan ook hoog. Ik had diverse NVC liefhebbers uitgenodigd en ik was hoopvol, maar jammer genoeg had ik het goede vliegweer niet mee. Bij de start regende het al. Verder de gehele dag regen en storm om niet te diskwalificeren en de duiven veilig te stellen moest ik stoppen mijn tijd werd 19:14 uur (Nederlands record). Omdat er die dag mogelijk een bijzonder nieuw record gevestigd zou kunnen worden had ik voor die dag ook nog Helmut Feide en Hans Hartke van de DFU Duitsland uit uitgenodigd dus ik kon niet uitwijken naar een andere dag. Een week daarna met goed vliegweer vloog het zelfde vliegteam foutloos 20:58 uur. Jaren later werd door verschillende liefhebbers 20:00 uur en hoger gevlogen met nazaten van deze duiven. Dat waren baan brekende acties. Deze duiven waren allemaal directe en indirecte nakomelingen van dit superkoppel. Tot op heden wordt er nog volop mee gepresteerd en zijn de meeste nakomelingen van deze roodbonte tipplers nog steeds toonaangevend in de langduur vliegerij.

Heb je adviezen voor beginners?

Mijn trainingsmethoden waren eenvoudig en toegankelijk. Begin maart begon ik met het opnieuw uitwennen van de overjarige duiven; 1 duif per keer onder voedercondities ging los. Daarna met de lokkers na ongeveer een kwartier weer naar binnen en de dan volgende. Zo herhaalde je deze actie. Let op: nooit meerdere duiven loslaten, (jonge duiven werden ook zo uitgewend) deze methode is meest effectief. Met een kleine, goed uitgeselecteerde groep duiven. Anders is dit niet goed te beheren. Als hier routine in kwam dan ging ik dit doen met het hele team en werden ze losgelaten 3 uur voor donker. Ging dat goed, dan iedere avond herhalen tot de schemer. Dan ging de lamp aan, lokkers uit en dan naar binnen. Naar behoefte werd er dan steeds verder in donker gevlogen. Dan werd de tijd opgevoerd met bijpassend voederschema. Deze exercitie duurde ongeveer een week en dan waren ze in staat in april 14 á 15 uur te vliegen. Deze actie werd elke week op zaterdag  herhaald en opgevoerd. Dat kwam neer op een wekelijkse vlucht van donker in donker vliegen.

Mooie herinneringen.

Tijdens mijn vliegtippler-NVC-tijd heb ik veel kameraadschap opgebouwd. Ik ben samen met Willy Knol 10  jaar bestuurder (wedstrijdleider) geweest. Ook de jubileum brochure “25 jaar Nederlandse Vliegtippler club 1959 – 1984” heb ik samen met Willy Knol tot stand gebracht en veel gebrainstormd. Ik keek altijd uit naar de NVC clubdagen wat voor mij altijd weer een uitdaging en een hoogtepunt was in mijn hobby.

Toen ik om diverse redenen stopte met de Vliegtipplersport heb daarom al mijn topdieren aan diverse serieuze liefhebbers weggegeven met als doel de duiven te waarborgen en de Vliegtipplersport op een nog hoger plan te krijgen en te vermeerderen. De rode duiven van Hidde de Jong, de heer W. Spelt, de heer T. Derks, de heer Keasberry en Steven Knobbout waren allemaal van mijn duiven afkomstig. Ik had namelijk ook rode duiven aan George de Vries gegeven. Met hem ging ik toen heel vertrouwd om. Later heb ik gehoord dat bijvoorbeeld Piet van der Werf ook via George aan mijn duiven is gekomen. Hetzelfde geldt voor J. v. Ouwerkerk die er in België goed mee scoorde. Mijn missie is geslaagd zou je kunnen zeggen. Ze worden zelfs zo nu en dan de zuivere ‘Kreeftmeijers’ genoemd.